Deze aquarel ademt een dromerige, bijna etherische sfeer. Zachte tinten van oker, roestbruin en hemelsblauw vloeien in elkaar over en creëren een spel van licht en transparantie. De penseelvoering is los en intuïtief, waardoor vormen slechts suggesties blijven — als herinneringen die langzaam vervagen. In het midden lijkt een donkere, verticale beweging de compositie te verankeren, als een schaduw of een figuur die zich tussen twee werelden beweegt. De lichte partijen eromheen stralen rust en stilte uit, terwijl het blauw iets ijl en melancholisch toevoegt. Het werk roept associaties op met architecturale structuren of figuren in een nevelige stad, zonder ooit concreet te worden. Het is een schilderij dat uitnodigt tot mijmeren — een poëtische evocatie van vergankelijkheid en innerlijke landschappen.























